Brandnetelzaad, de netelige druiventrossen

September-oktober zijn dé maanden voor het verzamelen van brandnetelzaden. Maar hoe herken je nu de zo fel begeerde zaden?

 

  1. Als eerste dien je te weten aan welke plant ze groeien.
  2. Ten tweede heb je een loep nodig om ze te kunnen zien, yep zo klein zijn ze.

 

1. Welke plant?

De grote brandnetel is tweehuizig, dit wil zeggen dat er mannelijke en vrouwelijke planten zijn: planten met mannelijke bloemen en planten met vrouwelijke bloemen. Nu is er, blijkt jaarlijks weer uit mijn leerlingen, regelmatig verwarring van welke plant je de zaden kunt oogsten. Dus, uit het lesmateriaal van de WildGroene school

In talrijke workshops wordt de plant met de ‘druiventrossen’ aangeleerd als de plant die het felbegeerde zaad bevat. Hoe vaak ik daardoor niet reeds leerlingen heb gehad die van de mannelijke plant de mannelijke bloemknoppen gaan staan oogsten! Het is namelijk zo dat de vrouwelijke plant fragiele bloemtrossen produceert. De mannelijke bloemknoppen daarentegen zijn rond en dik en de mannelijke bloemtros oogt dan ook als een druiventros. Maar het is niet die tros die je moet hebben!

Hoewel de vrouwelijke plant in bloei fragiel is, heeft ze bevrucht enorme trossen zaad. En dat zijn de trossen die je moet hebben! Het ezelsbruggetje dat ik enkele van mijn leerlingen ooit gaf: “mijn lijf is redelijk fragiel. Maar toen ik zwanger was had ik een enorme buik. Zo is het ook met de grote brandnetel”.

2. Bevatten de zaadhulzen nog zaad?

Wanneer je de juiste plant hebt gevonden is je tweede belangrijke stap te onderzoeken of de zaadhulzen nog de felbegeerde zaden bevatten. Zodra de hulsjes openbarsten vallen de zaadjes namelijk op de grond. Uh, hulsjes? Zijn die groene ‘pitjes’ dan niet de zaden? Nops. Citaat uit mijn boek basiskookboek eetbare wilde planten ...

“Wist je dat brandnetelzaad vaak wordt verward met de groene ‘pitjes’ die als een tros/in een streng naar beneden hangen. Dit betreffen echter de zaadhulsjes! Wil je graag zaad oogsten, vergeet dan niet een loep in je zak te stoppen. Met het blote oog is het nauwelijks zichtbaar of de groene zaadhulsjes nog wel of niet meer de begeerde olierijke zaadjes bevatten. Wanneer je een streng zaadhulsjes afknipt waarvan alle hulsjes reeds opengebarsten zijn, dan betreft je oogst louter lege, netelige hulsjes."

De zaadjes zien eruit als piepkleine, goudgele pijnboompitjes. Kijk maar eens naar onderstaande foto. Links en rechts zie je goudgele zaden in de hulsjes zitten. De foto is sterk uitvergroot, ik schat in dat de zaadjes 1 tot 2 mm groot zijn.

De zaden zijn overigens zo klein dat je ze onmogelijk van de hulsjes kunt scheiden. Dat is niet erg, ook de zaadhulsjes zijn eetbaar.

 

Het juiste oogstmoment

Het juiste oogstmoment is belangrijk. Niet te vroeg, want dan zijn de zaden nog niet rijp. Niet te laat want dan zijn de hulsjes opengebarsten en vallen ze op de grond.

 

En dan, drogen!

Leg je oogst op een vel papier rustig aan de lucht te drogen. Dan kun je het de hele winter bewaren. Hoe verheugend is het om tijdens dagen vol winterregen, nog meer regen en nog meer regen je tijdens zonuren verzamelde oogst tevoorschijn te halen en creatief in de keuken aan de slag te kunnen gaan!

 

Hoe dan verder?

Zoals je in het basiskookboek eetbare wilde planten kunt lezen kun je deze brandnetelschat door de muesli doen of bijvoorbeeld toevoegen aan een deeg voor groentetaart, de mogelijkheden zijn talloos. Onlangs bakte ik er brandnetelzaad-kaaskoekjes mee. En de vraag naar dit recept is de aanleiding geweest van dit hele artikel. Onderstaand dus het recept voor brandnetelzaad-kaaskoekjes. Overigens is het recept, zo ik op de sociale media reeds aangaf, geen speciaal ‘Marion’ recept. Het is gewoon een recept voor kaaskoekjes, waaraan ik dan dus brandnetel aan toe heb gevoegd. Maar inderdaad, er zijn op het net veel verschillende kaaskoekjesrecepten te vinden. Hoe maak ik ze precies?

Brandnetelzaad-kaaskoekjes

 

Voor 30 koekjes heb je nodig

  • 200 gr zelfrijzend bakmeel of bloem plus baking soda of (wijnsteen)bakpoeder.
  • 120 gr boter met een mes in kleine snippers gesneden.
  • 25 gr brandnetelzaden met hulsjes.
  • 150 gr geraspte oude kaas.
  • 2 eetlepels koud water.
  • 1 eierdooier.

 

Zo ga je te werk

  • Meng de boter door het bakmeel.
  • Puls de brandnetelzaden met hulsjes een paar keer in een koffiemolentje, zodat ook het groen in piepkleine stukjes gebroken wordt. Vermaal het niet tot poeder, je wilt namelijk graag de knapperige bite bewaren! Meng dit door het bakmeel-boter mengsel.
  • Voeg de kaas toe. Husel het mengsel opnieuw met je vingers zodat alles gelijkmatig verdeeld wordt.
  • Voeg de eierdooier en het water toe. Nu ga je kneden. Kneed alles tot een compact deeg.
  • Rol het deeg uit tot een worst. Stop deze in een bakje met deksel zodat hij niet uitdroogt en zet een uur in de koelkast om op te stijven.
  • Snijd de ‘worst’ in plakjes.
  • Bak de deegplakjes 14 minuten op 175 graden in de oven.

 

Veel puur-natuur-snack plezier! Overigens, heb je zitten rekenen? Je verwerkt op 30 koekjes 25 gr hulsjes met zaad in het deeg. Ik schat in dat daarvan het gewicht aan zaad amper een gram is. Dus feitelijk klopt de titel niet en zijn het brandnetelzaadhulsjes kaaskoekjes. Ha : ) dat verkoopt echter niet zo goed. Maar goed dat de koekjes niet als hippe groene snack in het schap van de ekowinkel liggen. De fabrikant zou er heus in grote, dikke letters brandnetelZAAD op zetten en op mogen zetten. Terwijl je vooral hulsjes zit te eten. Gelukkig maar dat groene hulsjes ook lekker zijn!